Nota Centrale Stad SP - 16 juli 2007
Initiatiefvoorstel voor straattheaterartiesten
Niet-EU-straattheaterartiesten nog steeds benadeeld
Algemeen
In 2005 is de nota Kunstenaars in de kou van Amsterdam Anders/de Groenen
aangenomen. Deze houdt in dat niet-EU-artiesten dezelfde rechten moeten hebben als EU-artiesten. De kern van de
ongelijkheid ligt in de Vreemdelingenwet, die verbiedt om vergunningen aangaande beroepsmatige activiteiten te verlenen
aan niet-EU ingezetenen. Om die reden wordt aan niet-EU artiesten geen straattheatervergunning verleend.
Om deze ongelijkheid recht te trekken omvatte genoemde nota twee onderdelen:
1. Het aanpassen van de APV (algemene plaatselijke verordening) waarmee straattheater in beginsel vergunningvrij
wordt;
2. Het vinden van een oplossing voor de privileges die voor EU-artiesten middels de vergunning worden geregeld,
zodat ook niet-EU artiesten deze mogelijkheden hebben.
In 2006 is de APV aangepast en is straattheater in beginsel vergunningvrij geworden. Ondanks deze wijziging bleken
niet-EU straattheaterartiesten nog steeds benadeeld te worden: zij mochten en konden nog steeds minder dan hun
EU-collega's met vergunning, omdat de privileges voor hen niet waren geregeld.
De SP heeft daar vragen over gesteld in de commissie Algemene Zaken. December 2006 zijn die vragen schriftelijk door
burgemeester Cohen beantwoord. In de brief van Cohen staat dat voor bijzondere verrichtingen in beginsel geen
APV-vergunning nodig is, en dat niet EU-artiesten dezelfde rechten hebben als EU-ers.
Feit is echter dat enige tijd geleden jongleermessen in beslag zijn genomen van een artiest zonder vergunning. De
artiest kreeg weliswaar geen boete en er is geen procesverbaal opgemaakt maar de messen was hij definitief kwijt. Ook
kunnen niet-EU artiesten, in tegenstelling tot hun EU-collega's, geen vergunning krijgen voor bijv. het gebruik van
geluidsversterking. In de praktijk blijkt dus de niet EU-artiest nog steeds benadeeld te worden terwijl niemand (raad
en bestuur) dat wil. Op dit moment lijkt alleen het gebruik van vuur geregeld te kunnen worden.
In deze notitie stelt de SP voor ten behoeve van de niet-EU straattheaterartiesten het beleid op een aantal punten te
veranderen, om de problemen en de 'discriminatie' voorgoed uit de wereld te helpen.
Privileges voor straattheaterartiesten
Er bestaat een (juridisch) onderscheid in de privileges die thans in de vergunning worden geregeld. Dat zijn enerzijds
de "bijzondere verrichtingen" zoals het gebruik van vuur, jongleermessen, kettingzagen, etc. en anderzijds
"APV-uitzonderingen" waaronder de spraak- en muziekversterking valt.
De zogenaamde APV-uitzonderingen betreffen privileges die uitzondering zijn op het vergunningvrije optreden zoals
omschreven in het betreffende APV artikel. Hierin staat nl. dat "een vergunning niet nodig is
tenzij...", waarna uitzonderingen worden genoemd, zoals het gebruik van versterking, maximale tijdsduur
(30 minuten) en maximum per dag (1x optreden). De andere uitzonderingen (gebruik van drums, meer dan zes personen, of
optreden na 23.00 uur) zijn voor straattheaterartiesten in de praktijk niet van toepassing.
Deze privileges worden geregeld via de 'aloude' vergunning. Hierbij is op dit moment nog steeds het probleem van de
Vreemdelingenwet aan de orde: als gevolg daarvan mag een dergelijke vergunning niet worden afgegeven aan niet-EU
artiesten.
De bijzondere verrichtingen zijn de overige privileges, privileges die geen uitzondering zijn op het APV artikel, maar
waarvoor ontheffing kan worden gegeven op andere gronden. Hierbij gaat het om het gebruik van vuur, jongleermessen,
kettingzagen, etc.
Van al die privileges blijkt op dit moment alleen het gebruik van vuur te regelen voor niet-EU artiesten door middel
van een ontheffing. Deze ontheffing is oveigens nog in de maak. Wat wel al zeker lijkt, is dat een dergelijke
ontheffing ook gewoon aan niet-EU artiesten wordt afgegeven, omdat het geen beroepsmatigheid betreft.
Omtrent de overige bijzondere verrichtingen is nog niet alles duidelijk. We weten alleen dat niet EU-artiesten soms
problemen ondervinden, zoals dat geval van de ingenomen jongleermessen. Er is voor dergelijke attributen dus OF toch
een andersoortige vergunning of ontheffing nodig (i.p.v. een APV-vergunning), OF de politie heeft onjuist gehandeld.
Hoe dat ook zij: voor niet EU-artiesten is dit (er is geen vergunning te verkrijgen voor deze verrichtingen) een
onwerkbare situatie.
Het probleem: het verschil tussen EU en niet-EU artiesten nog onopgelost
De privileges voor vergunde EU artiesten zijn:
- Het gebruik van spraak- en muziekversterking;
- Het mogen doen van twee shows per dag op dezelfde plek i.p.v. slechts één;
- Een maximale toegestane tijdsduur van de show van 40 i.p.v. 30 minuten;
- Het gebruik van speciale attributen zoals jongleermessen, kettingzagen etc.;
- Het gebruik van vuur.
Deze privileges zijn destijds in het leven geroepen om aan de broodnodige wens van de artiesten tegemoet te komen.
Anderzijds is gebleken dat er geen sprake is van toegenomen overlast of ongelukken.
Niet-EU artiesten hebben van het bovenstaande lijstje alleen de mogelijkheid tot het gebruik van vuur. Voor alle
overige privileges vallen zij buiten de boot. Je kan dit beschouwen als een onoverkomelijke kleinigheid, waar de
niet EU-artiest mee heeft te leven, ook omdat het sporadisch voor zou komen. Echter, het merendeel van de niet
EU-artiesten heeft last van deze kleinigheid, want voor vrijwel elke artiest zijn deze privileges van cruciaal belang.
Zij worden door deze 'kleinigheid' feitelijk aan handen en voeten gebonden.
Hierbij moet gezegd worden dat met name versterking van groot belang is. Vrijwel elke professionele
straattheaterartiest gebruikt versterking voor spraak, vaak ook voor enige muziek. Zonder versterking is het anno 2007
vrijwel niet meer mogelijk om iets behoorlijks neer te zetten. Verder gebruikt een aantal daarnaast of vuur, of
jongleermessen, etc. De tijd van de mimespeler met 'rode neus en drie jongleerballetjes' is voor de meeste artiesten
echt voorbij.
Drie mogelijke oplossingen
1. Ontheffing voor de overige privileges op grond van een andere regeling ipv. uitzondering van het APV artikel.
Net zoals vuur moet het gebruik van jongleermessen ook te ontheffen zijn. Net zoals vuur zijn ook wapens (bijv.
jongleermessen) in beginsel verboden. Maar als er een regeling is die verbiedt, moet er ook een ontheffing mogelijk
zijn. Ook daarbij geldt, net zoals bij vuur, dat de nationaliteit van de aanvrager niet van belang is, omdat het geen
beroepsmatige activiteit betreft.
Ditzelfde gaat op voor versterking. Versterking is verboden bij straattheater (dan is er een vergunning nodig), maar
versterking is ook 'sowieso' verboden, niet alleen bij straattheater, vanwege de openbare orde.
Wellicht biedt slechts een andere zienswijze dus al uitkomst: een niet-EU artiest wordt ontheffing verleend voor
het gebruik van versterking, niet op grond van het straattheater APV artikel (waarom dat niet kan, zie 2), maar op
grond van een ander artikel, losstaand van de reden waarom deze persoon versterking wil gebruiken (nl. straattheater).
Ook dan is er, gelijk als bij vuur, geen sprake van een beroepsmatige activiteit die vergund wordt.
2. Het verlenen van een niet-beroepsmatige vergunning aan niet-EU artiesten.
Het probleem bij het verlenen van een straattheater vergunning aan een niet-EU artiest ligt in de Vreemdelingenwet die
vergunnen verbiedt indien dit een beroepsmatige activiteit betreft. Op grond van de APV is in bepaalde situaties (de
hierbovengenoemde uitzonderingsgevallen) een vergunning vereist. Dit APV artikel stelt echter een vergunningplicht op
grond van het doen van straattheater, los van het feit of dit beroepsmatig gebeurt of niet. De Vreemdelingenwet is dus
niet per se van toepassing.
Tijdens de zaak Warr bij de voorzieningenrechter is dit reeds naar voren gekomen en is gesteld dat een vergunning kan
worden verleend als de artiest de optredens niet beroepsmatig opvoert. De bezwaarcommissie heeft dit overgenomen, zie
citaten:
-----------------------------
Citaat uitspraak voorzieningenrechter, 13 oktober 2005, zaak Warr,
Reg.nrs. AWB 05/3858 GEMWT
De uit artikel 8.3 van het Vb 2000 voortvloeiende beperking betreft
immers slechts het beroepsmatig opvoeren van de clownsact, dat wil zeggen
met het oogmerk om daarmee inkomen te genereren. Dat laat onverlet dat
verzoeker een vergunning kan verkrijgen indien hij de clownsact zonder
economisch oogmerk wil opvoeren, hetgeen door verweerder ter zitting ook is
bevestigd.
-----------------------------
Citaat uitspraak bezwaarcommissie, 1 november 2005, zaak Warr,
JIS-nummer BZ 1.05.0445.001
Zoals reeds uiteengezet is de commissie van oordeel dat artikel 8.3 van
het Vreemdelingenbesluit op zich niet in de weg staat aan
vergunningverlening voor het opvoeren van een clownsact. Het artikel heeft
wel tot gevolg dat het voorzien in het levensonderhoud door middel van de
opvoering van de act niet tot de mogelijkheden behoort.
-----------------------------
De Afdeling Vergunningen heeft inmiddels schriftelijk (en mondeling) laten weten dat het in het algemeen niet mogelijk
is een vergunning af te geven. Ook omdat het moeilijk te bewijzen valt dat de straattheaterartiest geen beroep
uitoefent en dus niet beroepsmatig bezig is. Dit laatste lijkt ons niet relevant; in de uitspraak van de rechter valt
te lezen dat het om een intentie van de aanvrager gaat. De vraag is wie er wat moet bewijzen. Amsterdam zou zich wat
soepeler op kunnen stellen.
De niet-EU aanvrager zal wellicht wel aannemelijk moeten maken dat hij niet van plan is de show beroepsmatig op te
voeren. Daarnaast zal hij op het moment van aanvraag legaal in Nederland moeten verblijven. Verder kan in de vergunning
eventueel ten overvloede tekst worden opgenomen die beroepsmatigheid uitsluit. Eventueel kan men ook een vergunning
voor een kortere periode in het leven roepen, om te voorkomen dat de niet-EU aanvrager zijn legale verblijf
overschrijdt. Als aan deze voorwaarden is voldaan, is de Vreemdelingenwet niet meer van toepassing en zou vergunning
afgegeven moeten kunnen worden.
Samenvattend: De niet EU-aanvrager zal bij aanvraag middels een entry stempel in het paspoort aantonen dat hij minder
dan drie maanden in NL/EU verblijft, en dus als toerist legaal verblijft. Verder toont hij middels bankafschriften of
iets dergelijks aan dat hij/zij over voldoende middelen beschikt om gedurende die vrije termijn niet afhankelijk te
zijn van de opbrengsten van straatshows. Hiervoor geldt een bedrag van 93 dagen à € 38 = € 3534.
De economische onafhankelijkheid is daarmee minstens aannemelijk gemaakt.
De afdeling Vergunningen verleent een vergunning die zonodig iets afwijkt van de EU-vergunning, dat wil zeggen bevat
tekst die beroepsmatig optreden uitsluit. Het zou voldoende moeten zijn enige tekst te veranderen, bijv. in plaats van
"Het bedrijf mag worden uitgeoefend onder de volgende voorwaarden" de tekst "De voorstellingen
mogen worden opgevoerd onder de volgende voorwaarden" (en overige gevallen waarin wordt gesproken over
"het bedrijf"). Daarnaast zonodig een extra voorwaarde toevoegen: "Er mag niet actief geld
worden opgehaald (het zogenoemde 'mansen')".
Hiermee is naar ons oordeel voldoende expliciet gemaakt om optredens met een dergelijke vergunning als
niet-beroepsmatig te beschouwen. De afdeling Vergunningen kan dan met een gerust hart de vergunning verlenen aan niet-EU
artiesten, zonder daarmee in conflict te komen met de Vreemdelingenwet.
Een duidelijk voordeel is dat ook niet EU-artiesten een vergunning kunnen krijgen, met dezelfde artistieke mogelijkheden
als zijn EU-collega. Het hebben van een vergunning is in de praktijk een groot voordeel bij controle door politie, men
heeft dan duidelijke en expliciete toestemming en politie maakt in de praktijk dan minder snel problemen.
3. Een doorlopende evenementenvergunning aan een NL (rechts)persoon.
Een weer andere insteek is het vergunnen van een 'evenement' aan een Nederlands (rechts)persoon. Deze vergunning omvat dan
alle privileges die EU-artiesten thans hebben en zou doorlopend moeten gelden voor het gehele zomerseizoen op het
Leidseplein en de Dam. Vervolgens laat deze rechtspersoon de niet EU-artiesten optreden tijdens haar evenement.
Deze vergunning kan gewoon worden verstrekt zonder in conflict te komen met de Vreemdelingenwet, het gaat hier tenslotte om
een Nederlands rechtspersoon. Deze rechtspersoon is middels haar vergunning gemachtigd om artiesten te laten optreden voor
haar evenement. Omdat zij de artiesten niet betaalt, is geen werkvergunning of iets dergelijks nodig; de artiesten doen
autonoom onbetaald vrijwilligerswerk. Dat het publiek de artiest eventueel vrijwillig een donatie geeft, staat hier dan los
van.
Het voordeel is dat de niet-EU artiesten zonder enige beperking hun gang kunnen gaan en hun show doen zoals zij willen.
Het nadeel is dat enige coordinatie vooraf nodig is, in verband met andere evenementen en festiviteiten. Ook zal een en
ander elk jaar opnieuw moeten worden bekeken. Verder is er het aspect van de legeskosten; normaliter kost een
evenementenvergunning enkele honderden euro's voor een enkele dag. Dit is niet op te brengen door de artiesten. Wellicht
kan de gemeente Amsterdam hierbij als sponsor in natura (nl. het verlenen van de vergunning) fungeren.
Besluit:
1. De raad spreekt uit dat Amsterdam straatartiesten een warm hart toedraagt.
2. De raad spreekt uit dat er geen verschil mag zijn in behandeling tussen niet EU-artiesten en EU-artiesten.
3. De raad draagt het College op ervoor te zorgen dat het beleid ten aanzien van niet-EU straattheaterartiesten wordt
versoepeld, mogelijk aan de hand van genoemde oplossingen, zodat niet-EU artiesten niet langer benadeeld worden.
Laurens Ivens,
SP-fractie.
|